Tijn Kortmann: stuurman in het staatsrecht

Bijna dertig jaar doceerde hij staatsrecht in Nijmegen. Bijna twintig jaar bestuderen rechtenstudenten dat vak uit zijn studieboek. Zijn kritische beschouwingen in de vakbladen zijn talrijk. Maar kent Den Haag hem wel? Waar Tijn Kortmann bleef hameren op het positieve staatsrecht, dwaalde parlement en regering er steeds gemakkelijker van weg. “Macht gaat kennelijk boven recht.”

© Michel Knapen

Kortmann de knutselaar. Hij knutselt aan zijn zeilboot, in de haven bij Heumen. Aan zijn Deux Chevaux, onlangs op Marktplaats op te kop getikt. In zijn tuin. En hij knutselt met taal, zijn grote voorliefde. Knutselen, da’s creëren. Heerlijk vindt hij dat. Behalve vorige maand, toen hij tijdens het knutselen een kastje moest verschuiven. Toen daarbij een achillespees scheurde, was het knutselen even niet meer zo fijn.
Maar Kortmann zou Kortmann niet zijn als hij er een prettige draai aan wist te geven. Met een been in het gips rolstoelde hij in Nijmegen De Vereeniging binnen, om er op 27 februari zijn afscheidscollege te geven. Zijn professoraat van ruim dertig jaar werd zo in stijl – lees: met theater – beëindigd. Daar houdt hij óók van, zijn katholieke wortels blijven nooit lang verscholen.
Knutselen was ook het thema van die afscheidsles. Niet het creërende knutselen, maar de afbraak, het gepruts, het amateurisme, kortom: de deconstructie van het staatsrecht zoals dat wordt beleden door Tweede-Kamerleden, door ambtenaren, door ministers en bij tijd en wijle door de Raad van State. Tijn Kortmann, de constitutionele rechtspositivist, moet er niets van hebben. Zijn leven lang heeft hij zich zorgen gemaakt over de teloorgang van staatsrechtelijke kennis bij politici, heeft hij hun onbenul bekritiseerd, heeft hij gewaarschuwd voor de verkwanseling van constitutionele principes. Hij heeft om het theater van de politiek gelachen – hoofdschuddend en tenenkrommend, dat wel.
Nog een keer vlamde hij in concertgebouw De Vereeniging. Het constitutionele recht mag dan wel een serieuze aangelegenheid zijn, zelden dansten staatsrecht en ironie zo subtiel samen als op deze vrijdagmiddag. Onduidelijk bleef het wie van deze twee de hoofdrol speelden. Duidelijk was wel dat weinigen verschoond bleven van de Toorn van Tijn.
Het is dat Kortmanns afscheidscollege maar drie kwartier mocht duren, er was materie voor een hele soap. Daarom beperkte hij zich tot de kabinetten-Balkenende, wiens naamgever mooi past in de beste edoch twijfelachtige traditie van het raison d’état-denken. Ofwel: een politiek bedrijven die gebaseerd is op machtsstreven. De huidige Nederlandse minister-president heeft daarbij gekeken naar Charles de Gaulle, die vijftig jaar geleden de Franse Grondwet wel heel creatief gebruikte door de rechtstreekse verkiezing van de president er met een truc doorheen te jassen. Maar Balkenende had misschien wel ook te rade kunnen gaan bij raison d’état-politici als Macchiavelli, Kissinger en Bush – niet bepaald lieden met wie je in één zin wilt worden genoemd. Tenzij je Balkenende heet, of Verdonk, en het vermeende ‘algemeen belang’ inroept om af te wijken van normale rechtsregels.
Want dat is er volgens Kortmann aan de hand. “Sinds tien, vijftien jaar ben ik steeds meer geïnteresseerd geraakt in Haagse beweringen. Je hoort ze in het parlement, je leest erover in de stukken. Als jurist denk ik dan: hoe kómen ze erbij? Is het een gebrek aan kennis, is het puur onbenul? Er spelen in ieder geval machtsoverwegingen een rol: politici handelen zo omdat ze aan de macht willen blijven.” Juist de eerste drie kabinetten-Balkenende laten pregnant zien dat macht boven recht staat. Van gerespecteerde idealen als de trias politica, de democratie en de rechtsstaat blijft zo onvoldoende over.

Stemvee
Neem het basisexamen inburgering, in 2006 ingevoerd onder Rita Verdonk. Keurig volgens het boekje wordt het gelijkheidsbeginsel erbij gehaald: iedere buitenlander die rechtmatig in Nederland wil verblijven moet dat examen afleggen. Maar diezelfde regeling zegt ook dat onderdanen uit Australië, Canada, Japan en nog enkele westers georiënteerde landen er niet onder vallen. Met andere woorden, stelt Kortmann verontwaardigd vast, het inburgeringsbeleid is niet bedoeld om basale kennis van Nederland te verwerven. Die wet heeft maar één doel: de immigratie van mensen uit arme landen te bemoeilijken. “Een knap staaltje van détournement de pouvoir”, constateert hij Kortmann verbitterd. En voor wie niet meer zo goed thuis is in het staatsrecht: dat is verboden.
Dat is maar één voorbeeld uit een lange lijst Haags gedraai en gekonkel. Die beschuldiging treft ook het parlement, dat de grootste vriend is van de regering en zich als stemvee laat gebruiken. Het is de niet zelden gouvernementele opstelling van de Raad van State, die altijd in een kramp schiet als het Koningshuis ter sprake komt. Het is de rechtsvormende taak van de rechter, door de Hoge Raad gesanctioneerd maar die nergens op is terug te voeren – ook niet op de Grondwet. Het zijn de onbegrijpelijke argumenten om een referendum te houden over de zogenoemde Europese Grondwet, en vergelijkbare argumenten om een referendum over het Verdrag van Lissabon af te schieten. De Kritiek van Kortmann bestrijkt heel veel.
Kortmann maakte tijdens zijn afscheidscollege gehakt van minister Verdonk, die had moeten aftreden na de motie van wantrouwen, maar ook van Balkenende die Verdonk binnenboord hield omdat anders de VVD-ministers zouden aftreden en het land onbestuurbaar zou worden. Kortmann kapittelde Balkenende, omdat hij op basis van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis andere ministers aanwijzingen denkt te kunnen geven. Kortmann gispte ook staatssecretaris Albayrak van Justitie, die een van de fundamenten van de rechtsstaat – het legaliteitsbeginsel – vergooide, door een legesheffing bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning te introduceren zonder wettelijke basis. Je zou er bijna om moeten lachen als het allemaal niet zo ernstig is.
Constateren is één ding, een verklaring zoeken voor raison d’état-gedrag is twee. “De regering en de ambtenarij worden geacht het staatsrecht goed te beheersen”, begint Kortmann. “Maar die kennis is de laatste jaren fors achteruit gegaan. De ambtelijke top is de afgelopen twintig jaar gevuld met verkopers en handelsreizigers, waar vaklui hadden moeten zitten. Die mensen komen niet meer van een rechtenfaculteit maar van Nyenrode. Ambtenaren luisteren niet naar wetgevingsjuristen – en daar zijn er zeer goede van – maar ze willen vooral politieke doeleinden verwezenlijken. Juristen worden weggezet als formalisten, die het proces maar vertragen.” En dat knutsel je vanzelf een politiek bij elkaar waarvoor je je eigenlijk zou moeten schamen.

Rechtskritiek
Nee – dan zijn geliefde Frankrijk. Op die faux pas van De Gaulle na een land dat een oase van staatsrechtelijk vernuft is, in theorie en praktijk. En hij heeft het van dichtbij mogen meemaken. Als Tijn naar de middelbare school gaat, sturen zijn francofiele ouders hem ieder jaar een maandje naar een Frans gezin. En als hij in 1964 zijn kandidaats rechten heeft gehaald, studeert hij vier maanden in Parijs. In het revolutiejaar werkt hij in Poitiers aan zijn proefschrift over het gelijkheidsbeginsel. In Frankrijk bekwaamt hij zich in het Frans publiekrecht, maar evengoed in cabaret, en traint taalgrapjes.
Het Franse recht loopt als een rode draad door zijn wetenschappelijke carrière, “het is een soort niche geworden”, zegt hij zelf. “Een zelf gecreëerd monopolie.” Het publiekrecht was echter niet voorbestemd. Kortmann studeerde af als civilist (“met een negen voor burgerlijk recht als eindcijfer”), maar raakte vooral geïnspireerd door zijn oudere Nijmeegse collega Harrie Beekman. Tel daarbij op een lichte interesse voor filosofie en het verschijnsel macht, en de stap naar het staatsrecht is niet meer zo groot.
Kortmann is een exponent van een generatie voor wie recht ook gelijk staat aan rechtskritiek. Provocerend is hij, als het moet polariserend, maar nooit revolutionair. Hij bedrijft het staatsrecht met ironie, nooit met cynisme. Hij is serieus, maar met een knipoog. Met respect neemt hij iedereen de maat. Hij behoort niet tot de rekkelijken in het staatsrecht, maar tot de preciezen – maar wel met dat katholieke sausje waarmee staatsrechtskritiek Bourgondisch wordt, het staatsrecht toch creatief kan worden ingevuld en de partijen binnen het staatsrecht vaak een klucht lijken te spelen. De knutselaar in Kortmann is nooit ver weg.
Na dertig jaar staatsrecht-onder-Kortmann kan voorzichtig de balans worden opgemaakt. Massa’s studenten werden ingeleid, met als hoogtepunt de les op Sinterklaas, als zij een volledig op rijm gegeven college staatsrecht mochten aanhoren. Twaalf promovendi heeft hij tot het doctoraat begeleidt, meerdere daarvan zijn hoogleraar geworden. En dichter bij huis: drie van zijn vijf kinderen zijn rechten gaan studeren. Een werkt bij Stibbe, een bij Rijkswaterstaat en een derde jurist heeft na een medicijnenstudie ervoor gekozen om arts te worden. “Tijdens onze studies gingen de gesprekken aan het avondeten erg vaak over het recht”, herinnert de oudste zoon Tijn, de Stibbe-advocaat, zich nog heel goed. “Nu is dat gelukkig minder.”
School heeft Kortmann niet gemaakt. Dat wil zeggen: “Dat zou u aan anderen moeten vragen.” Maar op de vraag wat die anderen dan zouden zeggen, blijft het stil. “Het staatsrecht heeft nooit meer dan vijftien procent van de studenten getrokken. De werkgelegenheid in die hoek is niet groot. Ik heb wel gemerkt dat staatsrechtmensen over het algemeen wat filosofisch zijn ingesteld, minder op geld zijn gericht en meer cultureel georiënteerd.”
Het ontbreken van een school-van-Kortmann wordt echter ruimschoots gecompenseerd door zijn leerboek Constitutioneel recht, waarvan de eerste druk in 1990 verscheen en dat onlangs zijn zesde druk beleefde. Generaties daarvoor hadden zich door het Handboek van het Nederlandse staatsrecht moeten worstelen – een pil van jewelste die werd afgekort tot de Van der Pot, naar zijn oorspronkelijke auteur. “Het burgerlijk recht is een mooie meccanodoos. Zo niet het staatsrecht, dat nauwelijks een interne systematiek kent. Die lijn moet je er zelf inbrengen en dat heb ik in dit leerboek gedaan. Van der Pot is vooral een naslagwerk, het is minder een systematisch leerboek.”

Vrijheid
Maar dan is wel het verwijt denkbaar dat Kortmann de stuurman is die vanaf de wal roept waar het allemaal misgaat. Traden enkele van zijn collega-hoogleraren staatsrecht (Pieter Oud, Alis Koekkoek, Jan Vis) toe tot het parlement, Kortmann heeft dat altijd pertinent geweigerd: “Dan zou ik mijn vrijheid te veel verkwanselen.” Fractiediscipline is hem een gruwel, wie in staat is om zelf te denken moet dat doen, zonder door anderen te worden belemmerd. Kortmann vaart het liefst zijn eigen koers.
Nu kan dat ook goed als professor. Op zijn kamer aan de Radboud Universiteit, met boeken als zijn belangrijkste rekwisieten, is Kortmann zijn eigen stuurman. Maar dat is hij ook als hij op vrije momenten naar de haven van Heumen gaat, naar de Friendship, de zeilboot die eigendom is van Tijn en zijn broer Bas, die andere professor in Nijmegen. Meestal vaart Tijn alleen. Een half uur optuigen, enkele uren de Maas op, een half uur aftuigen. “Ik ben graag buiten en werk graag met mijn handen”, zo verklaart hij.
En als hij terugkomt, ligt daar nog zijn tuin, dan kan hij zijn kippen gaan voeren, aan zijn Eend sleutelen, op de blokfluit spelen of in het parochiekoor zingen. In het staatsrecht is hij even uitgestuurd. Nog een paar promovendi afleveren, in het najaar weer de Socrates-colleges over comparative constitutional law, hier en daar een advies geven, en verder knutselen met taal.
Maar het zit hem toch wel dwars, dat van die school-van-Kortmann of het mogelijke ontbreken ervan. Hij vult het zelf in: “Ja, ik heb het! Als er een school is die ik heb gemaakt, dan is dat er een van pret en ironie.”

Constantinus Albertus Josephus Maria Kortmann • 1944 Geboren te Groesbeek • 1967 Doctoraal examen Nederlands recht (Nijmegen) • 1968 Frans publiekrecht (Poitiers) • 1971 Promoveert op ‘Égalité’ en ‘Défense’. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar enige algemene rechtsbeginselen (Nijmegen) • 1976 Lector en hoogleraar Nederlands en vergelijkend staatsrecht (Universiteit van Amsterdam) • 1981 Hoogleraar staatsrecht en algemene staatsleer (Nijmegen) • 1981 Het staatsrecht van de landen der Europese gemeenschapen (later: Het staatsrecht van de landen van de Europese Unie) • 1987 De Grondwetsherzieningen 1983 en 1987 • 1990 Constitutioneel recht • 1990-1994 Regeringscommissaris voor toetsing van wetgevingsprojecten • 1996 Thorbecke-penning voor Constitutioneel recht • 2004 Akademiehoogleraar van de KNAW • 2005 Voorzitter Referendumcommissie • 2005 Doctor honoris causa van de Université de Poitiers.
Tijn Kortmann is de oudste broer van prof.mr. Bas Kortmann, hoogleraar Burgerlijk recht en rector magnificus aan de Radboud Universiteit, en drs. Yvo Kortmann, tot voor kort burgemeester van Oisterwijk. Hun vader mr. Stan Kortmann was burgemeester (o.a. van Breda) en Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Hun moeder, Len Fleskens, was ook juriste.

Gepubliceerd in: Mr. 3, 2009.