Vast arbeidscontract is bij de overheid de regel

Na twee jaar eindigt de arbeidsovereenkomst van een ambtenaar. Ten onrechte, vindt hij: hij was in vaste dienst. De kantonrechter moet beoordelen of er uitzonderingen waren op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

© Michel Knapen

Joost Rekken* is in dienst bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Na een jaar wordt zijn arbeidsovereenkomst met één jaar verlengd. Aan het einde van dat (tweede) jaar krijgt hij te horen dat het dienstverband niet wordt voortgezet. Rekken vindt echter dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft zodat zijn contract niet op deze manier kan worden opgezegd. Hij vordert bij de kantonrechter (rechtbank Den Haag) dat de opzegging wordt vernietigd en dat zijn salaris wordt doorbetaald totdat de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig is geëindigd. Zo niet, dan wil hij een billijke vergoeding, én dat de Staat de Vakopleiding Openbare Financiën voor Hogere Ambtenaren aan de Rijksacademie voor hem betaalt (€ 8.510).

Is hier sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zoals de ambtenaar beweert? De vraag is hoe de cao Rijk moet worden uitgelegd. Daarin staat dat ambtenaren in principe een vaste arbeidsovereenkomst sluiten. In principe – er zijn dus uitzonderingen. Volgens Rekken zegt de cao dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden aangeboden, tenzij zich één van de uitzonderingen voordoet. Uitzonderingen zijn als de werkzaamheden van tijdelijke aard zijn en de functie ook een tijdelijke is – en daarvan is hier geen sprake.

De Staat leest de cao anders: er mag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangeboden als de medewerker in kwestie de werkzaamheden tijdelijk zal uitvoeren. De cao bedoelt niet dat de werkzaamheden zelf van tijdelijke aard moeten zijn. Bij de RVO werkt 90 procent in de vaste schil en 10 procent in de flexibele schil, en Rekken heeft gesolliciteerd en is aangenomen op een functie binnen de flexibele schil. Daarom is zijn arbeidsovereenkomst van tijdelijke aard. Overigens biedt de cao ook de mogelijkheid om een tijdelijk dienstverband aan te bieden als er geen enkele uitzonderingsgrond is.

Volgens de kantonrechter (uitspraak 5 januari 2024) hebben werkgevers de vrijheid om hun organisaties naar eigen inzichten in te richten. Een deel van het werk bij de RVO is afhankelijk van het aantal opdrachten dat binnenkomt. Met de flexibele schil wordt het wisselende aanbod in werkzaamheden opgevangen. Dat Rekken is aangesteld in de flexibele schil en hem twee keer een tijdelijke arbeidsovereenkomst is aangeboden, is volgens de kantonrechter niet in strijd met de cao Rijk: deze geeft geen cumulatieve opsomming van omstandigheden waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Ook met het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) kon een aanstelling in tijdelijke dienst plaatsvinden voor het verrichten van werkzaamheden waarvoor slechts tijdelijk een beroep op de arbeidsmarkt werd gedaan. Dat het geen tijdelijke werkzaamheden of geen tijdelijke functie betreft, is verder niet van belang.

Het had voor Rekken ook duidelijk moeten zijn dat zijn dienstverband van tijdelijke aard was. Zo stond het letterlijk in de vacatureomschrijving en in andere documenten. De arbeidsovereenkomst is dus rechtsgeldig geëindigd, Rekken heeft niets meer te vorderen – ook niet de opleiding aan de Rijksacademie. Daarover zei Rekken dat deze zijn werkzaamheden bij de RVO te goede zal komen. Nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd en Rekken geen werkzaamheden meer zal uitvoeren voor de RVO, kan de Staat niet worden verplicht Rekken deze opleiding alsnog te laten volgen.

* De naam is gefingeerd.

ECLI:NL:RBDHA:2024:72

Gepubliceerd in: Binnenlands Bestuur 2, 2 februari 2024.