Kantoorhonden zijn gewaardeerde collega’s, ‘zorgen voor gezelligheid’

De kantoorhond is bezig met een opmars bij advocaten- en notariskantoren. Hij staat op de website bij het team, wordt een ‘gewaardeerde collega’ genoemd en zorgt voor gezelligheid, afleiding, ontspanning en beweging. “De schoonmakers zijn er niet blij mee.”

© Michel Knapen

Bij Van Wassenaar Wytema letselschade-advocaten (Haarlem) heet hij Karel. Bij Turnaround Advocaten (Best) heet hij Olly. Bij advocatenkantoor Van der Weijst in het Brabantse Gemonde loopt Cookie rond. Op de foto op de website draagt ie een befje, en staat bij het team van twee advocaten. Het Amsterdamse TOON Advocaten heeft Einstein als kantoorhond. En Advorius Advocaten in het Limburgse Steyl schrijft op hun website nadrukkelijk dat sollicitanten niet bang moeten zijn voor de kantoorhond.

Ook het notariaat kent inmiddels de kantoorviervoeter. Bij Amson & Kolhoff Notarissen (Amstelveen) is Cooper de ‘Loyal Dogs Manager’ en bij Notaris Nielsen (Groningen) staat de naamgever blij met zijn teckel Keet in z’n armen. Tegen NRC zei Nielsen onlangs: “Als je me vraagt of ik de hond zou thuislaten ten faveure van een steengoede sollicitant die niet tegen honden kan, dan vind ik dat moeilijk. Vermoedelijk vinden we zo iemand dan toch niet goed passen bij ons kantoor.”

De gerechten? Segra is de hulphond van een van de medewerkers van de afdeling Facilitair van de rechtbank Rotterdam. Volgens persvoorlichter Pelle Biesmeijer mogen collega’s en rechtszoekenden hun hulphond meenemen naar de rechtbank maar gezelligheidshonden niet. “Onze afdeling denkt erover na er toch een te nemen. Misschien dat collega’s die een hond hebben deze af en toe meenemen. Maar we moeten dat wel nog zien te regelen.”

Aanwinst

De kantoorhond is bezig met een opmars en ook steeds meer juridische dienstverleners vinden het prettig als er een trouwe natte neus aanwezig is. Esther Brugman (Brugman Advocatuur, Berghem) spreekt van een ‘zeer gewaardeerde collega’. “Een aanwinst op kantoor, die ook haar eigen functies bekleedt. Haar aanwezigheid maakt ons kantoor gezelliger, gezonder en leuker.” Volgens Sandra Bremen (Baltus Bremen Advocaten, Landgraaf) heeft een kantoorhond een geruststellende werking op cliënten. “In stresssituaties is het ijs snel gebroken en voelen cliënten, als ze emotioneel zijn, zich vertederd als de hond op hun voeten gaat liggen.” Violet Mols (Mols Notariaat in het Limburgse Neer) vindt de aanwezigheid van de twee kantoorhonden ‘zo gezellig’ en spreekt ook van een ‘ijsbreker’.

Dwergpincher George (3,5 jaar) is al zijn hele leven de kantoorhond van advocaat Lydia van den Heuvel-Rijnierse (Mensch Arbeidsrecht Advocatuur, ‘s-Hertogenbosch). “Als George er is, is het huiselijk gezellig op kantoor. Hij ligt vaak luid snurkend onder een dekentje te slapen. Hij komt knuffelen, bedelen om een wortel of vraagt om zijn bal weg te gooien. Hij zorgt daarmee ook voor ontspanning. Dat George moet worden uitgelaten draagt hier natuurlijk ook aan bij. Zonder George zou ik op drukke dagen een wandeling in de middag overslaan.”

De hond wordt wel meestal bij cliënten weggehouden. George is iets waakser dan wenselijk, zegt Van den Heuvel-Rijnierse, en hij blaft graag als er nieuwe mensen op ‘zijn’ kantoor komen. Als hij blaft tijdens het telefoneren wordt hij naar een andere ruimte gedirigeerd. “George ligt regelmatig op mijn schoot op een kluifje te kauwen. Dit was ook eens zo tijdens het telefoneren, tot een cliënt ‘smakelijk’ zei omdat hij dacht dat ik aan het eten – en smakken – was. Ik vraag me af hoe vaak andere cliënten tijdens het telefoneren hebben gedacht dat ik aan het smakken was, maar er niets van hebben gezegd.”

Gasthond

Bij Brugman Advocaten maakt Izzy (2016) al bijna zeven jaar als labrador deel uit van het team. “Hoe ouder ze werd en beter ging luisteren, hoe meer ze voor kantoor kan betekenen,” zegt Brugman. Haar taken bestaan veelal uit ‘kalmeren, opvrolijken en geruststellen’ van iedereen die ze tegen komt. “Ze biedt advocaat-stagiairs ook troost als ze in de pittige materie moeten duiken. Ze biedt ook afleiding. Ze zorgt ervoor dat je je nooit alleen voelt op kantoor. Mij als baasje geeft ze ook steun. Vaak komt ze op mijn voeten liggen en als dat te lang duurt, gaat ze aandacht vragen, waardoor ik verplicht ben mijn werk even neer te leggen en op te staan. Ik pak voor haar wat te drinken en neem daarna weer met een frissere blik achter mijn pc plaats.”

Bovenal is Izzy de afgelopen jaar erg gegroeid in haar rol als ‘gasthond’ voor de cliënten. “Zij begroet hen vaak al voor het raam. Natuurlijk houden wij haar wel gescheiden van de cliënten in de wachtkamer. Voor het raam staat ze te kwispelen en vaak met haar knuffeltje in haar bek, om de cliënten welkom te heten.” De secretaresse krijgt vaak de vraag: “Mag de deur al open en mogen we haar aaien?”

“Meermaals hoor ik van cliënten: ‘Ik zag er zo op om hier vandaag bij u mijn verhaal te gaan doen. Maar toen ik mezelf naar uw kantoor had gesleept en uw hond zag, viel alle spanning van mij af.’ Het mooiste compliment ooit.” Er zijn zelfs cliënten die vragen bij het maken van een afspraak of de hond er dan ook is. “Maar soms moet de hond in een andere kamer. We blijven verlener van zakelijke diensten en daarbij past onze vrolijke viervoeter somt niet helemaal.”

IJsbreker

Vergelijkbare ervaringen heeft Sandra Bremen (Baltus Bremen Advocaten). Daar heet de kantoorhond Bér, een labradoodle. Acht weken was hij toen Bremen hem in huis nam en direct werd meegenomen naar kantoor. Cliënten vinden het over het algemeen heel leuk, zegt Bremen. “Ze hebben veel aandacht voor de hond en zijn zelfs teleurgesteld als hij er niet is als ze op afspraak komen.” Nog een voordeel: “Wij worden gedwongen om in de middagpauze even de benen te streken en naar buiten te gaan.” Maar in een praktijk met veel cliënten van buitenlandse afkomst kan een kantoor ook een nadeel zijn: “Ik merk dat Irakezen, Syriërs en Afghanen niks met honden hebben.”

Wat drukker is het bij Mols Notariaat. Daar lopen Scarlett (‘hoofd balletjes), de Jack Russelterrier van de notaris, en Poppy (‘beveiliging’), de Mechelse herder van de kandidaat-notaris rond. Hiervoor waren dat Thijs en Tiamo, die beide nog op de website staan maar niet meer in dienst zijn. Ook andere kantoormedewerkers nemen hun hond van tijd tot tijd mee, dan huppelen ook vaak Guusje, Lou en Yaika rond.

Kantoorhonden zijn een goede ijsbreker in het contact met cliënten, zegt kandidaat-notaris Violet Mols. “We zien graag dat cliënten zich op hun gemak voelen. De huiselijke sfeer op ons kantoor, die mede ontstaat door de kantoorhonden, draagt hieraan bij. Bovendien moeten we geregeld een rondje lopen, wat voor iedereen gezond is.”

Cliënten komen overigens niet ongewenst met de honden in aanraking. De honden kunnen terecht in een tuin of ze liggen in hun bench als er afspraken zijn met cliënten. “Het komt vaak voor dat zij aangeven het leuk te vinden als de honden erbij zijn. Terugkerende gezichten willen nog wel eens snackjes voor ze meenemen.” Nadelen zijn er ook, zegt Mols. Zo moet je goed op je lunch letten want in onbewaakt eten kan zo gekaapt zijn. “Zo had Poppy eens de kaas van het brood gegeten en de boterhammen laten liggen.”

Gemoedelijke sfeer

Nog drukker is het bij Corten De Geer Vastgoedadvocaten (Amsterdam), met zes kantoorhonden: Polly en Rakker (beide gemengd ras), Henk (Mechelse herder), Sgt. Pepper en Poes (beide ruwharige dwergteckels) en Leo (Rhodesian Ridgeback). En dat gaat goed, zegt Jeroen Groenewoud. Hij is sinds enkele weken in dienst en nam toen Leo mee. “De meeste honden kunnen goed met elkaar opschieten en zijn sociaal. De meeste medewerkers zijn dol op de honden. Alleen de schoonmakers niet.” Honden zorgen voor een gemoedelijke sfeer op kantoor, zegt Groenewoud. “Je komt nog eens buiten om een rondje te lopen. Een ieder krijgt zo nu en dan bezoek van een van de honden en dat zorgt ook weer voor ontspanning op de werkvloer.” Van cliënten krijgt het kantoor alleen maar positieve reacties. “Er reageerde iemand op een LinkedIn-post waarin Leo en ik welkom werden geheten met de boodschap dat hij ook maar een hond moest nemen, zodat hij ook bij ons kon komen werken.” Het enige nadeel van een kantoorhond is “dat je ook naar buiten moet als het regent”. En: “Een van de honden heeft wel eens aan een kunstwerk geknabbeld. Dat vonden we op kantoor niet leuk, maar de kunstenaar zelf kon er gelukkig om lachen.” De kosten van de honden (voeding, dierenarts) drukken niet op de kantoorbegroting, dat wordt door de baasjes zelf betaald. “Kantoor betaalt alleen het water dat de honden drinken”, zegt Groenewoud.

Goed werkgeverschap

Niet voor elk kantoor is een kantoorhond geschikt, denken de baasjes. “Bij een goede samenwerking moet er een klik zijn vanuit beide kanten”, zegt Esther Brugman. “De hond moet kwaliteiten hebben – lief en rustig zijn, niet blaffen, niet springen – en de werkgever en andere collega’s moeten beschikken over een beetje liefde voor honden.” Sandra Bremen is voorstander van een hond op kantoor “maar het moet wel een hond zijn die past binnen zo’n setting. Hij moet rustig zijn, vriendelijk voor mensen en vooral heel goed luisteren.” Een hond moet goed gesocialiseerd zijn, vindt Violet Mols, en mag nooit een gevaar zijn voor vreemden. “Je moet er rekening mee houden dat sommige mensen angst hebben voor honden, dus ze moeten ook kunnen worden afgezonderd. Verder is het belangrijk dat de hond niet continu aandacht vraagt, er moet natuurlijk wel gewerkt worden.”

Arbeidsrechtadvocaat Lydia van den Heuvel-Rijnierse kiest voor een meer juridische benadering. “Je moet rekening houden met de werknemers van het kantoor. Als een werknemer bang of allergisch is voor honden, kan het hebben van een kantoorhond in strijd zijn met de arbeidsrechtelijke verplichtingen van een advocatenkantoor, bijvoorbeeld op grond van de Arbeidsomstandighedenwet en goed werkgeverschap.”

Gepubliceerd op: Mr. online, 31 oktober 2023.

100 jaar Christen Juristen Vereniging: bezinning op recht blijft noodzakelijk

De Christen Juristen Vereniging bestaat honderd jaar. Wat de invloed van de christelijke leer op het recht is geweest, is niet makkelijk aan te wijzen, erkennen drie christelijke juristen – maar sporen ervan zijn er wel. Reflectie op juridische grondbeginselen blijft noodzakelijk, als is het maar om een tweede Toeslagenaffaire te voorkomen.

© Michel Knapen

Vraag het deskundigen waar in het recht het christelijk denken aanwezig is, en je krijgt een keur aan antwoorden. Mensenrechten, arbeidsrecht, strafrecht, ondernemingsrecht, familierecht – overal vind je wel sporen van de christelijke levensovertuiging, maar hoe dat precies heeft doorgewerkt in wetgeving, is weer lastiger te zeggen. Daarover reflecteren de leden van de Christen Juristen Vereniging (CJV) nu al honderd jaar.

De CJV is voortgekomen uit een kritische studiekring die in 1920 door VU-hoogleraar burgerlijk, staats- en volkenrecht Anne Anema werd opgericht. Drie jaar later werd onder zijn voorzitterschap de Calvinistische Juristen Vereniging opgericht, die eind jaren ’90 werd omgedoopt tot Christen Juristen Vereniging. Binnen de CJV is vooral van belang, zegt de huidige voorzitter Teunis van Kooten: “Met elkaar nadenken over de normatieve vooronderstellingen die aan ons recht ten grondslag liggen. We kijken verder dan alleen het positieve recht. De Bijbel is voor ons geen spoorboekje dat één op één wordt doorvertaald.” De vereniging telt nu zo’n honderd leden, veel uit de wetenschap maar ook advocaten, ambtenaren en leden van de rechterlijke macht, en gepensioneerden juristen. “Maar we krijgen ook wel jonge aanwas.”

Mensenrechten

Dat het christelijke denken zijn sporen heeft nagelaten in het recht, zie je terug in de mensenrechten, zegt Wijnand Zondag. Hij was tussen 2003 en 2015 hoogleraar arbeidsrecht in Groningen en begon in 2011 een theologiestudie. In 2015 werd hij bevestigd als predikant, wat hij nu is in de Gereformeerde Gemeente Dordrecht. Sinds 2021 is hij daarnaast bijzonder hoogleraar Kerk, recht en samenleving aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

“Fundamentele beginselen die het meeste overeenstemmen met de Bijbelse tien geboden vind je in de mensenrechten. Thomas van Aquino zei al: dit is goddelijk recht, van een hogere orde. Deze beginselen zijn onvervreemdbaar en behoeven zware bescherming. De Bijbel was daarin z’n tijd ver vooruit. Het Bijbelse recht is overigens ook uitgewerkt in het privaat- en strafrecht. De bescherming van mensen, dieren en de natuur was belangrijk. Of neem het oorlogsrecht: de Bijbel wijst de tactiek van de verschroeide aarde af.”

Dat is ook te vinden in Zondags vroegere vakgebied, het arbeidsrecht. “De Bijbel plaatste de bescherming van arbeidskrachten voorop. Zorg goed voor je naasten, ook voor werknemers, en dat werd toen al vertaald in concrete regelgeving. Er was wel slavernij maar Israëlieten moesten goed voor hun slaven zorgen. Zij genoten dezelfde bescherming als gewone werknemers: op zondag hoefden zij niet te werken, na zeven jaar moest elke Israëlische slaaf de vrijheid terugkrijgen. En ze kregen loon. Dat alles vind je terug in het Oude en Nieuwe Testament.” In het huidig arbeidsrecht zijn dergelijke beginselen overigens niet altijd direct terug te voeren op de christelijke leer want ook het socialisme heeft een belangrijke stempel gedrukt (“en misschien wel een zwaardere”) op de bescherming van arbeiders, erkent Zondag.

Verruwing in het recht

Peter Ingwersen, advocaat/partner bij Pot Jonker Advocaten in Haarlem, volgde in 2002 Jan Peter Balkenende op als voorzitter, toen die minister-president werd. Ingwersen werd direct na zijn beëdiging als advocaat (begin jaren ’80) lid van de CJV. Zijn eerste kantoor Helmig & Ingwersen noemt hij een ‘calvinistisch kantoor, in de goede zin van het woord’. Het was de tijd van de verzuiling: de Calvinistische Juristen Vereniging, dagblad Trouw, de ARP, de Vrije Universiteit – alles hand in glove, zo noemt hij dat. In 1988 trad Ingwersen toe tot het bestuur.

Ingwersen – voorzitter tot 2014, en zelf weer opgevolgd door hoogleraar staats- en bestuursrecht (VU) Sjoerd Zijlstra – vindt de vraag naar de invloed van de vereniging op wetgeving en beleid ‘te pretentieus’. “Waar het om gaat is dat juristen gewetensvol hun vak uitoefenen. Dat kan z’n oorsprong vinden in een levensovertuiging, bij ons de christelijke. Dat benut je om gestalte te geven aan het recht.” Dat lukt niet altijd. “Neem het strafrecht. Belangrijke christelijke waarden zijn verzoening en vergeving, en die zie ik niet snel terug. Ik constateer een verruwing in de maatschappij maar ook in het recht. Net als in het oudtestamentische Midden-Oosten zoeken we steeds meer compensatie in de wraakgedachte. De dader moet zwaarder worden gestraft, dán pas lijken slachtoffers tevreden. In die zin verarmen we en worden we onbeschaafder. We laten belangrijke kenmerken die het christendom ons heeft geleerd steeds verder los. Dat betreur ik. Des te groter is de noodzaak om vanuit de noties die ik en de CJV vertegenwoordigen, ons te bezinnen op het recht.”

Reflecteren

Ook de huidige CJV-voorzitter, advocaat (Van Kooten Advocaten, Montfoort en Utrecht) en universitair docent Recht en religie (Vrije Universiteit) Teunis van Kooten vindt het ‘lastig’ om aan te geven op welke onderdelen van het recht de invloed van de christelijke leer het meest zichtbaar is. “Neem het preadvies uit 1932 van oud-premier Colijn, over de dekolonisatie: ik weet niet of dat toen heeft doorgewerkt in de politiek. Een belangrijk beginsel uit de hoek VU-gereformeerd protestantisme-ARP was ‘soevereiniteit in eigen kring’. In zijn preadvies uit 2021 voor de CJV past hoogleraar staatsrecht Hansko Broeksteeg dit begrip toe in zijn vakgebied en koppelt hij dat aan het meer rooms-katholieke beginsel ‘subsidiariteit’.”

De CJV is zelf niet zo bezig met waar haar invloed ligt. Op de trom roeren doen ze niet, hoewel Van Kooten vindt dat de PR wat beter kan. Binnen de vereniging is vooral van belang: reflecteren op de grondbeginselen – ‘zoals rechtvaardigheid’ – van ons recht. En die normen vind je overal, zegt ook Van Kooten. “Zelfs in het belastingrecht, een rechtsgebied dat in ons honderdjarige bestaan nooit tot een preadvies heeft geleid, maar dat zal vast nog wel komen. In het ondernemingsrecht, bijvoorbeeld bij inspraak en medezeggenschap van werknemers. Gaat het bij een vennootschap alleen om de belangen van aandeelhouders of ook om het personeel of andere stakeholders? Behoort de overheid normen op te leggen over het aantal vrouwen in de raad van bestuur of in de raad van commissarissen? Of kom je dan te veel aan de autonomie van de vennootschap? In hoeverre hebben bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid op het terrein van verduurzaming? Hoor je milieueffecten door wetgeving mee te nemen in de prijs van producten, zoals een vliegtaks? Daarachter zit de christelijke notie van rentmeesterschap: we hebben de taak de aarde goed te beheren.”

Familierecht

Dergelijke noties ontwaart Van Kooten ook in het familierecht. Hij wijst op de Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap die op 1 juli 2023 in werking trad. Daarmee kan de rechter een onwillige echtgenoot een bevel opleggen mee te werken aan de ontbinding van een religieus huwelijk. Bij het aangaan van een huwelijk moeten de religieuze plechtigheden plaatsvinden na sluiting van het burgerlijk huwelijk, zo staat in de wet. De normadressaat is de geestelijke: de predikant, priester, rabbijn of imam. Maar bij een ontbinding van een religieus huwelijk is die persoon helemaal verdwenen, zegt Van Kooten. “De religieuze gemeenschap speelt plotseling nauwelijks een rol. Is dat wenselijk? Hoe zit het met de scheiding van kerk en staat?”

Secularisatie

Wijnand Zondag constateert dat door de secularisatie de invloed van de christelijke leer op het recht afneemt. “De verboden op pornografie, abortus provocatus en euthanasie waren sterk beïnvloed door Bijbelse leer. Schennis van eerbaarheid, gij zult niet doden. Dat die leer zwakker wordt, zie je ook aan de Zondagswet en de Winkeltijdenwet.” Zondag begrijpt dat wel: ook onder christenen veranderen opvattingen. “Het homohuwelijk was ooit voor bijna alle kerken not done, nu verandert die opvatting, ook in de rooms-katholieke kerk. Religieuze symbolen worden op de werkvloer steeds minder geaccepteerd. Godsdienstvrijheid weegt minder zwaar dan andere belangen zoals uniformiteit, neutraliteit en veiligheid. Maar als mensen veranderen, verandert ook het recht. Ik hang een meer orthodoxe geloofsbeleving aan en vind dat het nu wel erg hard gaat.”

Dat tekent juist het belang van de CJV, denkt Peter Ingwersen. “Ondanks de secularisatie, blijft er behoefte aan bezinning op het recht vanuit een christelijke achtergrond. “Belangrijk is vanuit de overtuiging als praktiserend christen het recht te beoefenen.”

Op die lijn zit ook de huidige voorzitter Teunis van Kooten. “Of de invloed van de christelijke beginselen binnen het recht afneemt door de secularisatie, dat weet ik niet. Daar zou onderzoek naar moeten worden gedaan. Ik weet wel wat we gaan missen als die grondbeginselen zouden verdwijnen. Dan kan er zoiets ontstaan als de Toeslagenaffaire, waarin het positieve recht zonder meer werd toegepast, zonder bezinning op onderliggende grondslagen. Zo’n bezinning is blijvend noodzakelijk.”

Meer informatie over de Christen Juristen Vereniging: klik hier.

Bij het jubileum is een bundel verschenen met reflecties op eerdere preadviezen.

Gepubliceerd op: Mr. online, 14 november 2023.

Ook diefstal van een oud fietszadel is een schending van de integriteit

Jarenlang functioneerde een ambtenaar in de buitendienst van Zuidplas prima. Toen pikte hij een zadel mee van een afgedankte fiets in een gemeentelijke opslagplaats. Volstaat een waarschuwing of is ontslag de passende sanctie?

© Michel Knapen

In één klap was het voorbij. Een smetteloos dienstverband van jaren eindigt met een ontslaggesprek van een paar minuten. Leendert Heidevoort* blijft verbouwereerd achter. Uiteindelijk accepteert hij het ontslag maar vordert bij de rechtbank Den Haag wel een transitievergoeding (€ 14.015), een vergoeding wegens onregelmatige opzegging (€ 10.902) en een billijke vergoeding (€ 40.910), alles bruto.

Zijn werkgever, de gemeente Zuidplas (Zuid-Holland) had hem ontslagen wegens diefstal – van een fietszadel. Buitenproportioneel is die sanctie, vindt Heidevoort. Hij komt regelmatig op het gemeentelijke afvalbrengstation. Daar staat een opslaghok waarin de gemeente rondslingerende voorwerpen opbergt, zoals fietsen. En omdat het fietszadel van Heidevoort kapot was, haalde hij een zadel van een fiets in het opslaghok. Die fietsen worden toch afgevoerd, dus waarom niet. De gemeente denkt daar anders over, Heidevoort wordt op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat dat Heidevoort de schuifdeur van het opslaghok heeft geforceerd, wat hij betwist: de deur stond gewoon open. Collega’s namen ook wel eens pennen, oude zadels en dergelijke mee voor privégebruik, en werden hierop nooit door gemeente aangesproken. Zelfs Heidevoorts clustermanager vroeg hem ooit om de lampjes van zijn (privé)auto te vervangen met lampjes uit het magazijn van de gemeente. De gemeente had moet volstaan met een officiële waarschuwing.

De gemeente deed echter aangifte van diefstal – een zaak die het Openbaar Ministerie later seponeerde – omdat het over bewijs beschikte: camerabeelden. Daarop is te zien dat Heidevoort de schuifdeur met kracht naar binnen duwde, waardoor een kier ontstond. Zo kon hij het (afgesloten) hok zijdelings betreden. De kantonrechter is zelfs ter plekke gaan kijken hoe de schuifdeur kon worden geopend. Twee keer ging Heidevoort zo naar binnen: de eerste keer met een verkeerde sleutel om het zadel van de fiets te halen, de tweede keer met een baco.

Dit is niet wat een goed ambtenaar betaamt, aldus de kantonrechter. Een ambtenaar behoort intrinsiek integer te zijn. Door een strafbaar feit te plegen (diefstal), heeft Heidevoort het vertrouwen dat de gemeente in hem – als werknemer en ambtenaar – mocht hebben, ernstig beschaamd. Dat levert een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dat de waarde van het fietszadel waarschijnlijk niet hoog is, maakt dit niet anders. Gelet op de ernst van dit feit had de gemeente niet alleen een officiële waarschuwing hoeven te geven. Met dit ontslag mocht de gemeente ook een signaal afgegeven aan andere werknemers: dit soort integriteitsschendingen worden niet getolereerd en daarop wordt scherp gereageerd. Dat Heidevoort zich niet eerder heeft schuldig gemaakt aan integriteitsschendingen, maakt ook niet uit: het is inherent aan het begrip integriteit dat dit met één relevant vergrijp is geschonden.

Een transitievergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Toch kan de kantonrechter de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk aan de werknemer toekennen als het niet toekennen ervan onredelijkheid of niet billijk is. Dat is hier het geval: Heidevoort heeft zich nooit eerder aan integriteitsschendingen schuldig gemaakt en de waarde van het fietszadel is gering. Heidevoort krijgt de helft van de gevraagde transitievergoeding, € 7.007.

* De naam is gefingeerd.

Gepubliceerd in: Binnenlands Bestuur 20, 27 oktober 2023.

Rechter stelt hoge eisen aan herplaatsingsverplichting

Na een dienstverband van 33 jaar wil een gemeente af van een disfunctionerende ambtenaar. Herplaatsing blijkt niet mogelijk. Maar heeft de werkgever dat wel voldoende onderzocht?

© Michel Knapen

David Hoekse* werkt sinds 1990 bij de gemeente Krimpenerwaard. Als medewerker Ruimtelijke Ordening behandelt hij vergunningaanvragen. Maar niet naar tevredenheid. De gemeente verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met Hoekse te ontbinden. Die wijst dat af omdat de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht om Hoekse’s functioneren te verbeteren.

Er komen trainingen en coachingstrajecten, maar dit alles leidt niet tot het gewenste resultaat. In de eindbeoordeling – waar de ambtenaar het niet mee eens is – staat dat Hoekse’s functioneren juist is achteruit gegaan. Het plannen van werkzaamheden, het op orde krijgen van taken, het stellen van prioriteiten, om hulp vragen en communiceren – het blijft ondermaats. Hij krijgt een nieuwe rol, op de achtergrond, als vraagbaak voor collega’s die wel vergunningsaanvragen behandelen.

Toch verzoekt de werkgever de kantonrechter opnieuw om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Alles voert de werkgever aan: disfunctioneren, een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, een combinatie daarvan. De kantonrechter stelt voorop de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is én herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Dat is ook de opdracht aan de werkgever: kijk eerst of een werknemer binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie, al dan niet met extra scholing. Op elke werkgever rust deze inspanningsverplichting.

Deze werkgever stelde slechts dat er binnen de organisatie geen andere passende functies beschikbaar zijn die Hoekse op het terrein van ruimtelijke ordening zou kunnen vervullen. Zo’n functie – waarbij Hoekse solistisch en op eigen tempo kan werken, op de verdiepende wijze zoals hij graag doet – is ook bij andere domeinen niet voorhanden. Als Hoekse zoiets had gewild, dan had hij zijn functioneren op essentiële onderdelen maar moeten verbeteren. Nu dit niet is gelukt, is herplaatsing niet mogelijk, oordeelt de werkgever. Dat ligt ook, gezien de voorgeschiedenis, niet in de rede.

Met die gang van zaken is de kantonrechter het niet eens. De werknemer moet kennis kunnen nemen van de aanwezige en de binnen redelijke termijn te verwachten vacatures. Van de werkgever mag minimaal worden verwacht dat hij een en ander deugdelijk onderzoekt en met de werknemer in gesprek gaat om te inventariseren wat de mogelijkheden voor een eventuele herplaatsing binnen de redelijke termijn zijn. Dit geldt zeker omdat Hoekse al zo lang in dienst is bij zijn werkgever (33 jaar) en er binnen de organisatie zo’n vijfhonderd arbeidsplaatsen zijn. Zo’n gesprek heeft niet plaatsgevonden en ook is niet gebleken dat de gemeente een deugdelijk onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden heeft gedaan. De werkgever heeft gezegd dat er binnen de gemeente drie openstaande vacatures waren, maar die zouden niet zijn passend voor Hoekse. Welke vacatures dat waren, blijft onduidelijk.

Deze werkgever heeft zo onvoldoende onderbouwd dat herplaatsing niet mogelijk is. Bovendien is het volgens de kantonrechter ook niet zo dat herplaatsing niet in de rede ligt. De werkgever kan wel stellen dat de arbeidsrelatie is verstoord, maar alleen die bewering is onvoldoende om aan te nemen dat herplaatsing niet in de rede zou liggen. De kantonrechter (uitspraak 26 september 2023) wijst het ontbindingsverzoek af. De werkgever moet zich nu echt gaan inspannen om Hoekse te herplaatsen. Lukt dat niet, dan pas wordt gekeken of er een redelijke grond is voor ontbinding.

* De naam is gefingeerd.

Gepubliceerd in: Binnenlands Bestuur 21, 10 november 2023.